Kolonel Friedrich Herzenwirth, I presume?
Dit soort dingen
gebeurt altijd bij de dood van een groot man of het begin van een belangrijke
oorlog. Recent nog, in 1914, moedigden de ‘engelen van Bergen’ de Britse
troepen aan. Het bewijs voor die evenementen is zelden solide, en moderne
historici weigeren het te accepteren – uitgezonderd, natuurlijk, als het
evenement een religieuze betekenis heeft.
Iedere krachtige
emotie heeft een neiging tot legendevorming in zich. Als de emotie beperkt
blijft tot een invididu, wordt hij beschouwd als zijnde min of meer gek indien
hij krediet verleent aan de mythe die hij heeft geschapen. Maar als een emotie
collectief is, zoals in een oorlog, is er niemand om de mythen te corrigeren
die spontaan optreden.
Bertrand Russel, in An
Outline of Intellectual Rubbish
Schoonheid
verdwijnt, de duisternis valt. Een man vindt de perfecte frase: ‘De lampen van
Europa doven,’ zei sir Edward Grey in 1914. ‘Zij zullen in onze tijd niet
opnieuw aangestoken worden.’ In de ogen van de rede is oorlog de totale
verduistering van de rede.
Alan McGlashan, in The
Savage and Beautiful Country
Op 17 februari 1930 verscheen in het Britse blad Daily News dit artikel:
In 1914 zagen
Britse troepen écht wat zij de Engelen van Bergen noemden, als we het verhaal
mogen geloven van een voormalig lid van de Keizerlijke Geheime Dienst van
Duitsland. Deze ex-officier, Friedrich Herzenwirth, van wie het relaas werd
gepubliceerd door een dagblad in New York, vertelt: ‘De Engelen van Bergen
waren bewegende beelden, zichtbaar gemaakt op een “scherm” van mistig witte
wolkenvelden in Vlaanderen, door cinematografische projectiemachines gemonteerd
op Duitse vliegtuigen die zich bevonden boven de Britse linies.’
De rapporten van
Britse troepen gedurende de aftocht uit Bergen op 24 augustus 1914 – dat zij
‘engelen met de afmetingen van mannen’ hadden gezien, die zich in de
achterhoede van het terugtrekkende leger leken op te houden – werden door
psychologen toegeschreven aan massa-hypnotisme en hallucinaties. Kolonel
Herzenwirth zegt nu dat het de bedoeling was van de Duitsers, met deze op een
wetenschappelijke manier veroorzaakte ‘visioenen’, een bijgelovige angst te
creëren in de geallieerde gelederen. Zij rekenden erop paniek te doen ontstaan
en de weigering een vijand te bevechten die leek te genieten van een speciale
bovennatuurlijke bescherming. Maar de Duitsers misrekenden zich.
‘Wat we ons niet
voorgesteld hadden,’ voegde de kolonel eraan toe, ‘was dat de Engelsen het
visioen in hun eigen voordeel zouden gebruiken. Dit was een formidabel stukje
contra-propaganda, want sommige Engelsen moeten zich terdege bewust geweest
zijn van de mechanismen van onze truc. Hun methode om de engelen als
beschermers van hun eigen troepen te interpreteren, deed de balans compleet in
ons nadeel overslaan. Indien het Britse opperbevel zich tevreden had gesteld
door een simpel legerorder te verspreiden waarin onze valstrik werd ontmaskerd,
dan zou het resultaat niet half zo effectief geweest zijn.’
Kolonel Herzenwirth
legt vervolgens uit dat de Duitsers meer succes boekten met hun projecties op
de wolken van het Russische front in 1915. Daar werd de Maagd vertoond, met een
opgestoken hand, alsof ze een teken wilde geven dat de moorddadige Russiche
nachtaanvallen gestopt moesten worden. Zoals ook in Vlaanderen het geval was
geweest, waren de Duitse vliegtuigen uitgerust met magische lantaarns, voorzien
van enorm krachtige Zeiss lenzen, en vlogen ze boven de vijandelijke linies.
Een gordijn van sneeuw in de lucht boven het Duitse leger werd gebruikt als een
scherm. Hele regimenten die het visioen hadden gezien, vielen op hun knieën en
gooiden hun wapens weg, beweert kolonel Herzenwirth.
De truc werd aan
het Russische front verscheidene keren herhaald en was telkens succesvol. ‘We
wisten van de krijgsgevangenen,’ zegt de kolonel, ‘dat in sommige gevallen officieren
werden gedood door de soldaten van hun eigen compagnie, die daarna hun wapens
weggooiden, roepend dat zij zich niet schuldig wilden maken aan het schieten op
een leger waarover de Moeder van God waakte.’
Met de Fransen in
Picardië en de Champagnestreek maakten de Duitsers evenwel een andere
misrekening. ‘In plaats van de vrouwenfiguur die we op een nacht projecteerden
op de wolken als de Maagd te beschouwen, of als een heilige die ons leger
beschermde, herkenden de Fransen haar prompt als Jeanne d’Arc,’ zegt hij. ‘En
de balans sloeg nogmaals om in ons nadeel, toen we in Vlaanderen de vrouw
veranderden in een man. De Britten beweerden dat het St. George was.’
De volgende dag keerde de Daily News nog eens terug op dit artikel:
Hier volgt een
bericht dat we gisteren ontvingen van onze correspondent in Berlijn:
‘Een vooraanstaand
lid van Departement Inlichtingen van het huidige Duitse Ministerie van Oorlog
verklaart dat het verhaal een grap is en
Herzenwirth zelf een mythe of, indien hij toch bestaat, een leugenaar. Zijn
bestaan werd officieel ontkend.’
De heer Arthur
Machen, de schrijver, deelde de Daily News gisteren mee dat het hele verhaal over de verschijningen berustte op
een legende, die door hem werd verzonnen. Ze werd in het leven geroepen, zei de
heer Machen, door een verhaal – The Bowmen – van zijn hand, gepubliceerd op 29 september 1914.
‘Het verhaal
vertelde hoe, gedurende de aftocht uit Bergen, bepaalde Engelse soldaten vanuit
hun loopgraven zagen dat de oprukkende Duitsers met hele regimenten tegelijk
neerstortten. Dit was te danken, zo veronderstelden ze, aan hetfeit dat een van
hen, voor de helft in ernst maar ook bij wijze van grap had gezegd: “Moge St.
George de Engelsen nu ter hulp snellen!” In het verhaal is St. George daarop
verschenen, met aan zijn zijde de geesten van boogschutters van weleer, en de
Duitsers zouden getroffen zijn door hun spookpijlen. Gedurende de volgende paar
maanden gebeurde niets uitzonderlijks, maar ergens in 1915 bleek dat de mensen
het verhaal voor waarheid namen. Daarna begonnen zij van de boogschutters
engelen te maken. Ze verdraaiden en veranderden het verhaal op alle mogelijke
manieren.’
(…)
Een officiële bron
uit het Ministerie van Oorlog bevestigde gisteren ook aan een reporter van de Daily
News dat de officiële archieven met
betrekking tot dit deel van de oorlog geen enkel document bevatten dat
verklaringen ondersteunt als zou er door de Britse troepen bij Bergen een
verschijning zijn waargenomen.
Op het eerste gezicht is deze geschiedenis zo klaar als een
klontje: er bestaat geen kolonel Herzenwirth, en de verklaring van deze mistige
figuur – die daarna ook niet meer van zich heeft laten horen – is een fabeltje.
Kolonel Herzenwirth beschrijft met andere woorden een fata morgana, maar hij is
er zelf één. Voor wie wat dieper ingaat op de hele materie, lijkt dit evenwel
al gauw een iets te simplistische redenering. Dat er nooit een ‘kolonel
Herzenwirth’ actief is geweest in de Duitse Geheime Dienst, betekent niet
noodzakelijk dat wat hij te vertellen heeft alleen maar onzin kan zijn.
Als we de boodschapper even buiten beschouwing laten, kan
de inhoud van de boodschap alleszins niet gecatalogeerd worden in de rubriek total nonsense. Dit sterke staaltje van
avant-gardistische psychologische oorlogsvoering zou namelijk een oplossing
kunnen bieden voor het raadsel dat de engelen van Bergen ons nagelaten hebben.
Het zou de ‘missing link’ van Kevin McClure verklaren en het zou
verantwoordelijk kunnen zijn voor de allereerste rapporten over engelen door de
soldaten van generaal Charteris, die later een eigen leven zijn gaan leiden en
waarop zich ook de mythe van St. George en zijn boogschutters heeft geënt.
Ik geef graag toe: het lijkt onwaarschijnlijk – maar,
denkend aan het adagio van Sherlock Holmes, wat doe je als er geen andere
werkbare hypotheses voorhanden zijn of als die zo mogelijk nog
onwaarschijnlijker lijken? ‘Geen onderdeel van het wetenschappelijk
criminologisch onderzoek is zo belangrijk als de kunst van het zoeken en volgen
van sporen,’ zei Holmes verder nog. En voor de rest moeten we voortdurend
uitkijken naar alternatieven (en naar contra-indicaties voor die
alternatieven).
Eén contra-indicatie voor de alternatieve hypothese die
kolonel Herzenwirth ons aanreikt, is dat hij ‘mistig witte wolkenvelden in
Vlaanderen’ beschrijft – en dat de weerberichten eind augustus 1914 hooguit
melding maken van ochtendnevel en geen significante ‘mistig witte wolkenvelden’
signaleren in de streek van Bergen. Anderzijds is het frappant dat in heel wat
rapporten over waarnemingen van ‘engelen’ eveneens gesproken wordt over
wolkenformaties, soms zelfs van ‘lumineuze’ aard.
Andere belangrijke contra-indicaties voor de schijnbaar
nogal extravagantie luchtkastelen van Herzenwirth zie ik niet zo meteen. U
stelt zich misschien de vraag of het projecteren van beelden op de wolken
technologisch tot de mogelijkheden behoorde in 1914? Dat was ongetwijfeld zo.
De Duitse jezuïet, geleerde en mysticus Athanasius
Kircher (1601-1680), die ooit wel eens ‘de laatste Renaissance mens’ werd
genoemd, wordt wel eens ten genoemd als de uitvinder van de laterna magica, de ‘toverlantaarn’ die
beschouwd wordt als de voorloper van de moderne diaprojector. In zijn werk Ars Magna Lucis et Umbrae (De Grote Kunst van Licht en Schaduw) beschrijft
hij een techniek die het mogelijk moet maken woorden en beelden te projecteren
op de wolken, met de bedoeling het geloof in de ene ware God te verspreiden en
te bevorderen. En in 1893 was er een opvoering van Wagners Walküre te zien in de Opera van Parijs, waarbij een vernuftige
installatie de toeschouwers de illusie gaf dat er ruiters door de wolken
draafden.
Naar het einde van de negentiende eeuw toe werd er ook op
het vlak van de optica koortsachtig geëxperimenteerd. Het Nederlandse
tijdschrift De Natuur publiceerde in
1883 een artikel over de ‘praxinoscoop van Reynaud’, die het mogelijk maakt ‘de
fotografiën van bewegende mensen en dieren als bewegende, “levende” beelden te
zien’, maar tegelijk ook voor ‘een groot aantal personen gelijktijdig zichtbaar
te maken’.
In 1892 kwam de Franse uitvinder Reynaud al met een
zogenaamd ‘Optisch Theater’ voor de dag, waarover De Natuur drie jaar later als volgt berichtte: ‘Hierbij wordt geen
gebruik gemaakt van chronofotografieën, doch van in kleuren geschilderde, dus
met de hand vervaardigde voorstellingen op een doorzichtige band. De vertoner
kan deze band in de ene of de tegenovergestelde richting doen bewegen met
behulp van twee handkrukken. De beelden trekken dan voorbij de lantaarn B en
worden door lens C op een hellende, vlakke spiegel M geprojecteerd, en deze
werpt ze weder op het doorzichtige scherm E.
Een tweede projectielantaarn D doet tegelijkertijd op het scherm de
steeds gelijkblijvende omgeving, het décor, verschijnen, waarin zich de steeds
veranderende figuren vertonen, die op de strook A geschilderd zijn. De
opvolging der beelden kan ieder ogenblik onderbroken worden zonder dat het
beeld ophoudt verlicht en dus zichtbaar te zijn op het scherm. Daardoor kunnen
bij de voorstelling van het levendig bedrijf ook ruststanden en herhalingen
voorkomen, waardoor zowel de schijn van werkelijkheid als de duur van de
voorstelling verhoogd worden.’
Eind 1895 woonde de circusartiest en ontwerper van
‘fantastische schouwspelen’ Georges Meliès een demonstratie bij van de gebroeders
Lumière, die ook al druk aan het experimenteren waren met ‘bewegende
lichtbeelden’. Hij was er zo van onder de indruk dat hij meteen na de
voorstelling een bod deed op hun uitvinding. Toen ze zijn bod weigerden,
ontwierp Meliès zelf een toestel waarmee hij zijn onder meer zijn goocheltrucs
voor het eerst vastlegde op iets dat wij nu ‘film’ zouden noemen.
Toevallig ontdekte Meliès daarbij dat de film zelf ook
mogelijkheden tot goocheltrucs bood. Op een plein in Parijs viel zijn toestel
plotseling uit. Hij slaagde erin het te herstellen en toen hij ’s avonds de
film in zijn laboratorium ontwikkelde, stelde hij vast dat de autobus op het
ene beeld op het volgende beeld een lijkwagen was geworden. Dat bracht hem op
het idee allerlei technische kunstgrepen toe te passen op het nieuwe medium
‘film’ en zo bouwde hij de eerste filmstudio ter wereld waar hij naar hartelust
kon experimenteren met alle mogelijke trucs en ging hij de geschiedenis in als
de pionier van de filmtrucage. Plaatste je bijvoorbeeld een zeemeermin achter
een aquarium, dan leek het op de film of zij zich te midden van een school
vissen bevond. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden zijn studio’s in beslag
genomen door de militaire autoriteiten, die ook wel oog hadden voor de
propagandamogelijkheden van de toen nog revolutionaire nieuwigheid die de
‘cinematografie’ was.
Rond de eeuwwisseling waren er op zowat alle kermissen,
maar ook op de wereldtentoonstelling van Parijs, zogenaamde ‘panorama’s’ te
bewonderen: ‘door ingenieus bedachte middelen (en door een kunstmatige beweging
van het voorgestelde) is het daar gelukt de werkelijkheid nog meer nabij te
komen.
Een techniek zoals die volgens ‘kolonel Herzenwirth’ in
1914 zou toegepast zijn bij Bergen, was dus niet alleen denkbaar, maar kon ongetwijfeld
ook in de praktijk gebracht worden. Er waren zelfs handiger en makkelijker
procédés mogelijk om het effect te verkrijgen dat door Herzenwirth beschreven
wordt. De projectoren hoefden niet noodzakelijk gemonteerd te worden op
vliegtuigen: men kon er aan Duitse kant luchtschepen of zeppelins voor
gebruiken, en zowel de Britten als de Duitsers maakten al van bij het begin van
de oorlog gebruik van luchtballons om onder meer vijandelijke troepenbewegingen
te observeren. De beelden hoefden overigens ook niet echt te bewegen en konden
zelfs vanaf de begane grond geprojecteerd worden – dus niet noodzakelijk om de
wolken – om een gelijkaardig effect te bereiken.
Men mag het belang dat gehecht werd – door beide kampen -
aan wat wij nu ‘psychologische oorlogsvoering’ noemen, en de kracht van de
daarmee gepaard gaande propaganda vooral niet onderschatten. ‘De angst van de
Belgische bevolking en de aanhoudende geruchtenstromen kwamen de geallieerden
goed uit,’ schrijft Richard Heijster in Ieper
14/18 (Lannoo, 1999) – en hij heeft het hier dan voornamelijk over de
legende van de vrijschutters, maar zijn uitspraak geldt evenzeer voor de mythe
van Mons die op hetzelfde tijdstip ontstond, of voor het gerucht als zouden de
Russen geland zijn in Engeland. ‘Het werkte als smeermiddel op hun reeds op
gang gekomen propagandamachine. Er werd geen enkele nuance meer aangebracht als
het ging om “het losgebroken beest, de Hun”. Tijdens de Eerste Wereldoorlog
waren de geallieerden de eersten die inzagen dat georganiseerde propaganda
uitstekend als wapen kon worden benut. De Duitsers leerden hun lesje.
Vijfentwintig jaar later waren ze ware meesters in het, op bijna
wetenschappelijke wijze, bespelen van de grote massa.’
Voor dat ‘op bijna wetenschappelijke wijze bespelen van de
grote massa’ begaven zowel de geallieerden als de Duitsers zich tijdens de
beide wereldoorlogen nogal eens op bovennatuurlijk terrein. Zo werd
Nostradamus, al was hij dan een jood, postuum uitgeroepen tot de eerste profeet
van het Derde Rijk. Elke keer wanneer de Duitse legers een rivier overstaken,
citeerde Goebbels triomfantelijk de volgende vier ‘gereviseerde’ regels van de
vier eeuwen daarvoor gestorven ziener:
Beesten wild van
honger zullen de rivieren oversteken,
Het grootste deel
van het slagveld zal tegen Hitler zijn,
Maar hij zal de
leiders in ijzeren kooien rondsjouwen.
Het kind van
Duitsland zal geen wet meer erkennen.
De geallieerden volgden al gauw zijn voorbeeld en
citeerden vaak hun interpretatie van hetzelfde kwatrijn, wanneer zij op hun
beurt een rivier overstaken.
De Engelsen hadden overigens een langere traditie als het
aankwam op het koppelen van magische technieken als het voorspellen van de
toekomst aan politieke propaganda. In 1213 werd Peter de Wijze, een kluizenaar
uit Yorkshire, opgehangen omdat hij de dood van koning John had voorspeld.
Verraad en hekserij, heette het. In 1580 verbood Elizabeth I het voorspellen
van de dood van een monarch, omdat dergelijke geruchten door politieke
agitatoren maar al te gretig werden aangewend om een opstand te ontketenen.
Haar rivale, Maria Stuart, noemde dat soort voorspellingen ‘de bron van alle
rebellie’.
‘Ongetwijfeld hebben enkele Belgische burgers vanuit
hinderlagen op Duitse soldaten geschoten,’ meldt Richard Heijster. ‘Maar het is
beslist niet waarschijnlijk dat dit op grote schaal gebeurde. Het bestaan van
dergelijke franc-tireurs (vrijschutters) gaf het Duitse leger echter het excuus
in handen om het gewelddadige optreden tegen de burgerbevolking gedurende de
eerste oorlogsmaanden te rechtvaardigen. Zwaar overdreven verhalen over
sabotagedaden, en het op gruwelijke wijze vermoorden van Duitse soldaten door
burgers, wettigden in Duitse ogen de meest afgrijselijke
vergeldingsmaatregelen. (…) Aanvankelijk sympathieke of neutrale gevoelens voor
de Duitse zaak werden negatief beïnvloed door de gruwelverhalen die de kranten
in de andere landen publiceerden. Vooral de pers uit de geallieerde staten was
handig in het uitbuiten en overdrijven van het Duitse handelen in België. De
wildste geruchten werden als waarheid verkocht bij haar poging “het Duitse
beest”, de “Furor teutonicus”, aan de kaak te stellen. De georganiseerde
stemmingmakerij werkte op volle toeren.’
In zijn boek Dope
Girls – The Birth of the British Drug Underground, ook gepubliceerd op het
world wide web, schetst Marek Kohn de sfeer van die dagen als volgt:
Het miljoen mannen
dat zich in 1914 haastte om dienst te nemen bij het leger, deden dat niet omdat
zij zichzelf beschouwden als een gedoemde generatie.Zoals Harold Macmillen het
zag: ‘Zowat iedereen meende dat het over zou zijn met Kerstmis. Onze grootste
vrees was het vooral niet te missen.’ De mobilisatie toonde aan hoe een moderne
gemeenschap functioneerde; zij wierp haar bureaucratische en logistieke
organisatie op een nooitgeziene schaal in de strijd. Op deze manier zou de eeuw
vorm krijgen, door oorlogen die op een industriële wijze werden georganiseerd,
geleid door de immens krachtige en omvangrijke machines van de staat.
De oproep om de
wapens op te nemen was alleen maar het crescendo van een campagne die al jaren
voordien was ingezet door de populaire pers die zich pas gevestigd had. Een
massamedium deed het thema van ‘Koning en Vaderland’ nu door een gemeenschap
circuleren, waarvan de verhoogde dichtheid en samenhang een nieuw gewicht gaven
aan de publieke opinie en de publieke gevoelens. (…) Toen de oorlog uitbrak,
realiseerde niemand zich – en de vrijwilligers die de straten voor de
recruteringslokalen blokkeerden nog het minst (…) – dat de oorlogvoering naar
de twintigste eeuwse normen van grootte alleen maar kon vergeleken worden met
eerdere conflicten zoals een staalfabriek staat tot een schapenboerderij.
De middeleeuwse
retoriek van ridderlijkheid en Kroon was even machtig als illusoir. Ze ging
niet in rook op toen het duidelijk werd dat ze nergens op sloeg, maar vormde
een even explosief als fantastisch mengsel. Net zoals de oorlog een walgelijke
hybride was van moderne technologie en archaïsche waarden, was zijn populaire
mythologie het produkt van moderne communicatiemiddelen en magische
denkbeelden.
Marek Kohn verwijst daarbij naar de mythes van Mons en de
Russen van Aberdeen. Dergelijke wensvervullende elementen behoorden al evenzeer
tot de ‘fantasie van de oorlog’ als een virulente xenofobie, die voor het eerst
op een grote schaal tot uitbarsting kwam nadat de Lusitania in mei 1915 tot
zinken werd gebracht. Hierbij verloren 1200 mensen het leven; ondertussen waren
reeds vele duizenden Britten gesneuveld aan het front.
Rond de Lusitania – een
passagiersschip dat op weg was van New York naar Liverpool toen het
getroffen werd door een torpedo van een Duitse onderzeeër – hebben beide kampen
eveneens een kleine, voornamelijk door propaganda-overwegingen gekleurde oorlog
gevoerd. Door middel van een advertentie in een groot aantal Amerikaanse
kranten probeerde de Duitse ambassade reizigers ertoe te bewegen hun boeking op
de Lusitania alsnog te annuleren, omdat het luxe passagiersschip onder Britse
vlag door de oorlogszone zou varen en bijgevolg door de Duitse marine zou
beschouwd worden als een vijandelijk vaartuig. Bovendien beweerden de Duitsers
dat de Lusitania wapens en munitie smokkelde en dus moest beschouwd worden als
een oorlogsschip. De geallieerden ontkenden en geen van de passagiers nam de
Duitse waarschuwing serieus, met het bekende gevolg.
De hele wereld reageerde diep verontwaardigd, maar uit de
snelheid waarmee de Lusitania zonk, kon opgemaakt worden dat het schip
misschien wel degelijk wapens en munitie aan boord had. Bovendien leek het door
de geallieerde autoriteiten met opzet aan zekere gevaren blootgesteld, waardoor
de indruk werd gewekt dat de geallieerden de Lusitania en haar passagiers
bewust hadden opgeofferd, om de aarzelende Verenigde Staten zo ver te krijgen
dat ze eindelijk voluit zouden meestappen in het conflict. De betrekkingen
tussen de Verenigde Staten en het Duitse keizerrijk kwamen door de ondergang
van de Lusitania inderdaad zwaar onder druk te staan, maar toch namen de
Amerikanen nog niet meteen deel aan de oorlog. Pas in 1917 was het zo ver. De
Amerikaanse oorlogsverklaring werd het jaar daarop voor de Duitsers en hun
bondgenoten fataal.
Samenvattend kunnen we stellen dat de propaganda-oorlog
vitaal was voor de beide strijdende partijen, en dat ook op dat terrein - zowel
aan Duitse als aan geallieerde zijde – hevig slag geleverd werd. Zowel de
Britten als de Duitsers beschikten bovendien over de middelen en hadden de
gelegenheid om op een door kolonel Herzenwirth beschreven cinematografische
manier een krachtige illusie te creëren, waaruit een machtige mythe kon
ontstaan. We kunnen het kind – in casu ene kolonel Herzenwirth – bijgevolg
onmogelijk weggooien met het badwater – met name: de strekking van zijn
verklaring. De kwestie van zijn identiteit even buiten beschouwing gelaten, is
het zeer goed denkbaar en mogelijk dat de Duitsers – of zelfs de Engelsen – al
bij het begin van de oorlog met het soort geavanceerde propaganda-technieken
hebben geëxperimenteerd, dat hij beschrijft.
U hoeft kolonel Herzenwirth voor mijn part niet ernstig
te nemen, als u maar bedenkt dat de architecten van de recente Golfoorlog dat
in ieder geval wel hebben gedaan. Op 5 februari 2000 schreef David Hamling in
de kwaliteitskrant The Guardian dit
artikel: ‘We zijn in Bagdad in 1991, en er is iets vreemds aan het gebeuren.
Een stilte valt over de stad en een reusachtig glimmend gezicht materialiseert
in de hemel. Soldaten en burgers vallen op hun knieën wanneer zij de stem van
Allah horen, die hen beveelt af te rekenen met de kwade en verraderlijke Saddam Hoessein. Een
paar minuten later bestormt een woedende menigte het paleis, waar de wachters
het hazepad kiezen…’
Dit zeer verbeeldingsrijke scenario werd ontworpen door
de US Air Force (USAF) om bloedvergieten te vermijden in het Golfconflict. Het
idee woorden in de mond van God te plaatsen is niet nieuw. In de Oudheid
beschreef Lucianus al een standbeeld van de god Aesculapius die sprak tot de
gelovigen, daarbij geholpen door een spreekbuis waarachter een priester zich
had verborgen. En de op deze pagina’s reeds genoemde Athanasius Kircher heeft
in de zeventiende eeuw een gelijkaardige maquette ontworpen die een
gelijkaardig doel moest dienen.
In Bagdad was men van plan een enorm hologram te
projecteren dat over geheel Irak moest te zien zijn, met behulp van een spiegel
die kilometers hoog in de ruimte was opgehangen. Maar de grootste op dat
ogenblik bekende spiegel had een doorsnede van 30 meter en men vond die te
klein om een - vanop de grond bekeken - overtuigend beeld te creëren. Men kon
ook gebruik maken van een spiegeleffect, verkregen door een opwarming van de
lucht. Als warme lucht op koude lucht komt te liggen, is het verschil in
dichtheid namelijk voldoende om het licht te buigen. Op grote hoogten kunnen op
die manier hele landschappen verschijnen in de lucht, als in een fata morgana.
In theorie kon men een artificiële luchtspiegeling tot stand brengen door de
atmosfeer op te warmen met radio- of microgolven.
Het militaire apparaat had ongetwijfeld een groot
vertrouwen in het potentieel gebruik van holograms. Een denktank van de USAF
achtte die zeer geschikt voor ‘strategische doeleinden van misleiding, in het
bijzonder als ze gericht zijn tegen een ongesofisticeerde tegenstander’. Het
aangezicht van God heeft evenwel een stem nodig en om die overtuigend te laten
weerklinken over heel Irak, bleek men nog niet over de juiste technologie te
beschikken. Er zat trouwens nog een andere adder onder het gras: de islam
verbiedt afbeeldingen van Allah en hoe kun je bijgevolg een beeld van God
projecteren als niemand er een idee van heeft hoe Hij er precies uitziet?
Bovendien konden de inwoners van Bagdad nu niet meteen bijgelovige wilden
genoemd worden; ook zij waren al te vertrouwd met computergestuurde beeldtaal en flitsende speciale
effecten.
Vele ufologen zijn de mening toegedaan dat de onbekende
en bewegende lumineuze objecten die sinds de Tweede Wereldoorlog met de
regelmaat van een klok in de atmosfeer worden waargenomen niets anders zijn dan
supergeheime, zeer gesofisticeerde, nog in een experimentele stadium verkerende
militaire vliegtuigen of andere toepassingen van militaire aard. Daar valt iets
voor te zeggen, al zijn hun collega’s – de historische ufologen die
gelijkaardige fenomenen hebben getraceerd in de geschiedenis – daar om voor de
hand liggende redenen niet zo gelukkig mee.
Is de mythe van Mons het gevolg geweest van een
supergeheim en voor die tijd zeer gesofisticeerd militair experiment, met als
doel de psychische manipulatie van de eigen en/of de vijandelijke troepen?
Reacties